In maart promoveerde Sharon Stellaard aan de VU in Amsterdam met ‘Boemerangbeleid: Over aanhoudende tragiek in passend onderwijs- en jeugdzorgbeleid’. Stellaards proefschrift doet ook buiten de academische muren, tot in de Tweede Kamer, stof opwaaien. Wat bedoelt ze met boemerangbeleid en waarom pleit ze voor meer chronologisch beleidsbesef onder zorgprofessionals?
Welk carrière en welke ervaringen leidden tot jouw PhD?
‘Twintig jaar geleden werkte ik als stagiaire bij een jeugdhulporganisatie die crisishulp verleent. Daar komt veel samen wat niet goed gaat: kinderen die plots thuis wegmoeten, door het hele land verhuizen, gescheiden worden van broers en zussen, … ‘Dit bestaat toch niet!’ was mijn reflex, maar het bestaat. Later werkte ik in pilots aan een betere verbinding tussen onderwijs en jeugdhulp, met als doel dat kinderen in hun eigen wijk met plezier onderwijs volgen en minder doorverwezen worden naar jeugdhulp of het speciaal onderwijs. Maar goede voorbeelden uit pilots hebben helaas nooit de kracht om het hele stelsel te veranderen. Ze worden opgenomen langs de randen van het oude systeem en maken het systeem zo nog complexer en, paradoxaal genoeg, ook onsamenhangender.’
Tijdens je carrière merkte je dus dat er maar geen structurele verandering op gang kwam?
‘Precies. Bij de transitie jeugdhulp in 2015, hoopte ik met vele anderen op een soort van big bang, de grootste reorganisatie van de verzorgingsstaat sinds WOII. Maar ook toen werd ik geconfronteerd met hardnekkige denk- en handelingspatronen. De kans om dit als buitenpromovenda te onderzoeken, greep ik met beide handen aan. Tijdens het onderzoek schrok ik met regelmaat van mijn ontdekkingen in de beleidshistorie. Dan waren we bijvoorbeeld in de regio bezig met een ‘afwegingskader jeugdhulp met verblijf’ en las ik in plannen van 1976 dat het plaatsingsbeleid van de residentiële jeugdzorg niet op orde was, en dat verbetering daarvan geen uitstel verdroeg. Precies hetzelfde probleem dus, maar dan bijna een halve eeuw geleden, met een vergelijkbare oplossingsrichting!’
Kan je samenvatten wat je bedoelt met ‘boemerangbeleid’?
‘We voeren al vijftig jaar hetzelfde gesprek met elkaar: we willen een effectief en samenhangend aanbod van jeugdhulp, dat aansluit op de behoeften van kinderen en ouders. Maar uit de analyse blijkt dat deze essentiële aansluiting al een halve eeuw mist. Veel zogenaamd ‘nieuwe’ beleidsprogramma’s bevestigen oude ideeën. Ook de manier waarop we beleid maken speelt hierin een forse rol, zonder dat de partijen die samen om de tafel zitten om beleid te maken zich hiervan bewust zijn.’
Welke fundamentele vragen moeten we ons stellen?
‘Waarom doen we de dingen eigenlijk zoals we die doen? Waarom hebben we de instellingen die we hebben in de jeugdzorg? Wie heeft bedacht dat het een goed idee was om kinderen in gestichten te plaatsen, en hoe pakte dat voor de kinderen en ouders uit? Op opleidingen ontbreekt dit historische perspectief grotendeels. De verhalen die met mondjesmaat verteld worden, zijn vaak ook geromantiseerd. Dat de Kinderwetten van 1905 in de praktijk ook gepaard gingen met jarenlange tuchtstraffen voor hele jonge kinderen, hoor je bijvoorbeeld nauwelijks. Veel van onze hedendaagse instituties berusten op een begin twintigste-eeuws fundament waarin velen zich nu niet meer zouden herkennen. En toch kun je de doorwerking daarvan zien, als je erop gaat letten.’
En als we pijnlijke patronen willen doorbreken, dan moeten we ze kennen?
‘Ja. We hebben de natuurlijke neiging om te geloven in de wensbeelden waar het beleid vol van staat. Belangstelling in geschiedenis zal ons vermogen aanscherpen om kritisch te kijken naar de uitwerking van het beleid en urgente kwesties ten aanzien daarvan te politiseren.
Als we zijn vergeten waarom we de dingen ooit zo zijn gaan doen, moeten we de vragen daarover weer stellen. En als we anno 2023 echt heel anders zijn gaan denken, komen we mogelijk ook op ander beleid uit. De belangrijkste oproep is eigenlijk dat je de jeugdzorg pas fundamenteel kunt veranderen, als je het fundament kent.’
Hoe kunnen wijkteamprofessionals hieraan bijdragen?
‘Door aan te geven wat er volgens hen nu nodig is, al staat dat niet in de geijkte kaders of ambitieuze hervormingsplannen. We zijn gewend hulpvragen te formuleren in termen van het bestaande aanbod, dus dat wat in het productenboek staat. Maar als je heel dicht bij kinderen en gezinnen (blijft) staan, ligt daar lang niet altijd een antwoord dat aansluit op hun behoeften. Maak bijvoorbeeld eens ‘behoeftenboeken’ met gemeenschappen die in de knel zitten en zoek naar de verbanden daartussen. Ik gok dat je dan voor de oplossingen niet snel op afgebakende producten uit zal komen. Die sluiten eerder goed aan op de behoeften van het bureaucratische apparaat die de boel in control wil houden.’
Meer weten? Meld je dan gratis aan voor de Dag van de Wijkteams.
Bron foto: Instondo
Interview door Marie Meeusen.